Oscar Lourens en de Coördinaten van de Beleving

VERKENNEN EN IN KAART BRENGEN
Niets dat zo indringend en tegelijkertijd zo ongrijpbaar kan zijn als een eerste gewaarwording. De eerste blik vanaf een hoge berg of de eerste bewustwording van de samenhang van de kleuren. Wanneer Petrarca op 26 april 1336 de Mont Ventoux beklimt is hij de eerste die zo’n ervaring ‘om de ervaring zelf’ in een reisverslag vastlegt: ‘Eerst stond ik daar als een verdwaasde, overweldigd door de ongewone atmosfeer en het onbelemmerde uitzicht. Ik kijk om me heen; een wolkendek was onder mijn voeten. En nu ik op een minder beroemde berg met eigen ogen zag wat ik gehoord en gelezen had over de Athos en de Olympus, werden die bergen ineens veel minder onwezenlijk voor mij.’ Een blik in de verte krijgt hier de verdieping van een gewaarwording. Dit is ook het geval wanneer zo’n 300 jaar later Newton in een doorboord vensterluik de binnenvallende lichtbundel opvangt met een geslepen prisma en zo het witte licht uiteen ziet vallen in een kleurencirkel op de muur. Dit ongekende beeld opende nieuwe, verreikende, inzichten. In beide gevallen wordt de werkelijkheid hier bewust ondergaan, systematisch verkend en in kaart gebracht. Want hoe verkennen wij de wereld, de werkelijkheid rondom ons? De meest beproefde methode bleef lange tijd toch het plaatsen van het ene been voor het andere. In de wandeling wordt iedere verte uiteindelijk nabijheid. Dat wat op afstand nog openstaat voor diverse, dikwijls tegenstrijdige, duidingen neemt eenmaal dichterbij gekomen onvermijdelijk zijn eigen onvervreemdbare gedaante aan. Waar voor de (ontdekkings)reiziger en de cartograaf hiermee het belangrijkste doel lijkt bereikt, blijkt voor de wetenschapper en de kunstenaar dit slechts het startpunt te zijn van weer nieuwe verkenningen.

PASSAGE EN VOORTGANG
Oscar Lourens heeft als kunstenaar de fascinatie voor de ontdekkingsreis weten te behouden en in zijn werk een permanente plaats gegeven. Het gegeven van passage en voortgang komt in veel van zijn werken terug. In 2004 plaatste Oscar Lourens een bordje met de aanduiding LA LUE 629 KM. Een bordje dat gevolgd zou worden door talloze andere in binnen- en buitenland. Voorzien van wisselende afstandsmaten doemt zo een steeds verder vertakkend netwerk op waarbij het in centraal Frankrijk gelegen La Lue als spil en ijkpunt blijkt te figureren. Dit aldaar gelegen boerderijcomplex, waar zijn vrienden Irma en Henk een aangenaam eigen wereld hebben ingericht waarin wonen en werken op bijzondere wijze samenvallen, heeft Oscar Lourens tot vertrekpunt genomen van een uitgebreid werkcomplex. In het omvattende La Lue-project wordt de werkelijkheid van vier bouwwerken omgezet in evenzovele kaartenbakken. De duizenden kaarten met hun haarscherpe uitsneden van de binnenmaten van de architectuur maken het mogelijk deze plekken op een nieuwe wijze te betreden. De wandeling neemt nu plaats via de vingers en hun gang door de kaartenbak. In z.t. (La Lue – film) uit 2002, wordt via projectie op de wand zelfs een architecturale maat voelbaar en maken we als toeschouwer een 55 minuten durende wandeling door de gebouwen. De voortgang wordt hier zodanig geënsceneerd dat in een trage drempelloze beweging de diverse ruimtelijke details in deze passage worden onthuld. Hierbij gaat de toeschouwer op in een wereld van witte (schijn)gestalten. Deze filmische benadering van de architectuur waarin beleving en suggestie elkaar versterken binnen een strikt tijdskader, laat deze architectuur ook weer oplossen in het licht van de projectie.

CARTOGRAFIE VAN DE DISCREPANTIE
Dit eigenaardige samengaan van analyse en suspense is typerend voor Oscar Lourens’ aanpak. Suspense zoals Hitchcock die ook in zijn films inzette, kent een belangrijke positie toe aan de toeschouwer. Hij is het die vanuit een actief participerende positie de dynamiek van de georchestreerde suggestie in de film vervolmaakt. Ook al maakt hij hier gebruik van methoden van onderzoek en aanpak die eerder afkomstig lijken te zijn uit de wereld van de wetenschapper en de architect, toch roept hij zo een werkelijkheid op die breder lijkt te liggen. Een werkelijkheid waarin de begrippen meten en weten een veel complexere relatie met elkaar aangaan. Dat in ieder werk maten een hoofdrol spelen blijkt overduidelijk. Of dat nu is in het project in Brugge (1999) waar aan de gevel van een openbaar gebouw de oppervlakten in vierkante meters leesbaar zijn aangebracht van de ruimten die zich achter de vensters bevinden. Of in de tentoonstelling ‘Paperworks’ (Arnhem, 2007) waarin zijn eigen atelier schaal 1:1 wordt herschapen in A3 papiervellen op een vurenhouten frame. De minutieuze herschepping van een architecturale werkelijkheid die bestaat uit ruimtes, volumes, hoogtes en dieptes in kaarten, borden, vellen papier en modellen, levert bij Oscar Lourens altijd een nieuwe werkelijkheid op. Het is juist de afstand die blijkt te zitten tussen de exacte maten van deze werken en de werkelijkheid van onze beleving die zijn werk karakteriseert. Het lijkt erop dat Oscar Lourens juist deze tastbare spanning een plaats wil geven. Je zou kunnen spreken van een ‘cartografie van de discrepantie’ waarbij een (cartesiaanse) poëzie vrijkomt tussen de werkelijk-heid en zijn in kaart gebrachte ‘dubbel’. De precieze herschepping van een architecturale werkelijkheid in een modelmatig opgezet duplicaat levert vooral een commentaar op de fysieke beleving van ruimte. Deze blijkt veel elastischer te zijn dan we ons realiseren. Een terugkeer naar de locaties van onze kinderjaren roept bijvoorbeeld altijd een verbazing op over de maten van kamers, gangen of tuinen. Ze wijken aanmerkelijk af van de in onze herinnering verankerde beelden. De nauwkeurige manier waarop Oscar Lourens de door hem in kaart gebrachte werkelijkheden vertaalt naar gedepersonaliseerde grootheden als maat, ritme en volume biedt ruimte aan de beschouwer. Hij ontdoet hier de herinnering van zijn anekdotische en historische balast en geeft hem als open en toegankelijk beeld terug aan de beschouwer.

DE CONCEPTUELE RUIMTE
Met zijn werk plaatst Oscar Lourens zich in de traditie van de conceptuele kunst zoals die zich sinds de jaren zestig heeft ontwikkeld. Stanley Brouwn, Hanne Darboven en On Kawara hebben ieder op geheel eigen wijze het kunst- werk onttrokken aan de gangbare expressief-emotionele sfeer en herplaatst in de context van de primaire verwondering. De openheid waarmee een kind vragen stelt over de wereld en de werkelijkheid, maar ook het gestructureerde vervolg dat de wetenschapper hier aan geeft, staan aan de basis van deze kunst. De reeks werken waarin Stanley Brouwn de maat van zijn eigen voetstap in verbinding brengt met het uniforme metrische systeem onthult een nieuwe omgang met het fenomeen ‘wandeling’. Waar sinds de Romantiek het wandelen toch vooral een individuele of filosofische maar vooral emotionele connectie legt tussen werkelijkheid en ervaring, daar wordt in zijn werk juist de botsing in kaart gebracht tussen de kristallijne werkelijkheid van het getal en de daarmee conflicterende sensatie van de persoonlijke ervaring. In 2003 realiseerde Oscar Lourens in een oplage van vijftig de publicatie portraits of spaces (after stanley brouwn) waarin hij iedere ruimte of kamer in het La Lue-complex benoemt in meetbare termen. De oppervlakte, de vierkante meters en de kubieke meters worden nauwkeurig opgeschreven ter identificatie. Dit levert een tastbare spanning op tussen de objectiviteit van deze maten en de individualiteit die iedere ruimte niettemin representeert, hetgeen versterkt wordt door de titel portraits of spaces. De objectiviteit van de maten wordt hier ingezet om de ‘eigenheid’ of ‘individualiteit’ van iedere kamer in beeld te brengen.

Ook in het werk van Hanne Darboven nemen getallen een belangrijke plaats in. De aaneenschakeling van dikwijls handgeschreven getallenreeksen leveren in haar geval werken op waarin naast de genoemde getallen ook tekstdelen, foto’s of postkaarten worden betrokken. De systematische accumulatie van getallen voorziet deze ‘afbeeldende’ werkelijkheidsfragmenten zo van een tijdscomponent. Zonder zich te willen schikken in een mathematische of wetenschappelijke praxis, past Hanne Darboven echter wel methoden toe, afkomstig uit deze bereiken. Niet alleen de esthetische uitdaging van een systematische benadering maar ook de bevrijdende notie van een zich naar tijd en ruimte openend systeem knaagt aan iedere gesloten wetenschappelijke definitie. Een voorbeeld is het project Kinder dieser Welt (Stuttgart, 1997). In 222 boeken ondervraagt ze systematisch de twintigste eeuw middels op de kalender gebaseerde getallenreeksen met afbeeldingen van kinderspeelgoed. Visueel verbindt ze zo ‘het kind’ als drager van hoop, via haar wereldwijd aangeschafte collectie kinderspeelgoed, met een onvermijdelijke temporaliteit. In de confrontatie tussen beide schuilt een explosieve en openende kracht. Met Hanne Darboven blijf je je altijd bewust van de principieel ontregelende kracht die besloten ligt in het systematisch en uitgebreid stellen van een ogenschijnlijk eenvoudige vraag. Net zoals Darboven iedere keer de bijna bedwelmende overdaad van de reeks inzet om de toeschouwer te overrompelen, zo lijkt Oscar Lourens zich bewust te zijn van de esthetische overredingskracht van de reeks. Alleen al een blik op de kaartenbakken en de duizenden vellen papier in zijn werk laat dit zien.

Bij On Kawara is sprake van een tijd-ruimtepositionering binnen het kader van een strikte systematiek. In al zijn werken benadrukt hij de onvermijdelijk voortschrijdende tijd, of het nu zijn Date Paintings zijn, waarin het schilderij enkel de drager is van de daarop aangebrachte datum, of de ansichtkaarten voorzien van de mededeling ‘I got up at’, voorzien van de tijd van opstaan. Wanneer hij telegrammen verstuurt, voorzien van de mededeling ‘I am still alive’ geeft hij niet alleen antwoord op een niet gestelde vraag, maar hij wijst zo ook op licht ontregelende wijze de ontvanger op de mogelijke keerzijde van deze mededeling. De wijze waarop On Kawara in zijn project One Million Years (Past) (1969) en One Million Years (Future) (1980) in twintig gebonden boeken tweemaal een miljoen jaartallen uit het verleden en de toekomst bijeenbrengt lijkt een subtiel antwoord te krijgen in het werk van Oscar Lourens z.t. (Bibliothèque de l’architecture III) uit 2004. Hierin wordt de totale oppervlakte van alle bouwwerken van La Lue omgerekend naar tweezijdige A3 vellen en gebonden in vijfendertig boeken. De universeel gerichte chronologisch-historische verslaglegging van Kawara ontmoet hier een persoonlijke verslaglegging waarin Lourens plaats en ruimte, abstractie en werkelijkheid binnen ‘het boek’ als podium laat samenvallen.

DE TOEGANG TOT EEN STAPSGEWIJS GROEIEND DOMEIN
Wanneer Oscar Lourens de door hem bezochte en uitgekozen gebouwen opmeet en omzet in kaartenbakken, maquettes, boeken of oppervlakteaanduidingen, dan brengt hij zo ook verslag uit van zijn relatie tot deze locaties en gebouwen. De plekken die wij vandaag de dag als consument en toerist bezoeken, passeren in een steeds toenemende omloopsnelheid waarbij de media en internet onze reizen in een welhaast immaterieel bereik trekken. Ook al kan tegenwoordig iedereen terugblikken op een divers en uitgebreid bezoek van dikwijls ver gelegen plaatsen of ‘sites’, op de keper beschouwd blijft er steeds minder hangen dat daadwerkelijk ons denken of handelen lijkt te beïnvloeden. De werken van Oscar Lourens daarentegen concretiseren zijn ontmoetingen met (architectonische) ruimtes, oppervlaktes en afstanden. Zijn werk ontvouwt zich zo als een door de jaren heen accumulerend belevingsdomein. Een uitdijend maar niettemin verbonden totaal waarbij hij op wonderlijke wijze een zuivere, onthechte methode van beschrijven centraal stelt waar het in feite een persoonlijke ontdekkingstocht betreft. Vanuit de verwondering van het kind en de ontdekkingsreiziger, maar met de systematische precisie van de wetenschapper weet Oscar Lourens zijn kunstenaarsschap zo te verbinden met de dagelijkse zaken die zijn pad kruisen. Het is vanuit deze hoogst materieel ogende werken dat onze blik wordt gericht op de ongrijpbare belevingen die er onlosmakelijk mee verbonden zijn en die de toeschouwer zo op innemende wijze confronteert met de coördinaten van de beleving.

Gerard Koek

Tekst uit de publicatie Oscar Lourens – Possessing Space, 2008